Het Diepste Wezen van Aanbidding

Verschenen in TijdSChrift, Magazine voor Pastoraat, Gezin en Gemeenteopbouw, 1ste kwartaal 2006, p. 28-30. (www.pastoralecounseling.org)

Filippenzen 1:18-24

"Wat doet het ertoe? In elk geval, hetzij met een bijoogmerk,hetzij in oprechtheid, wordt Christus verkondigd; en daarin verblijd ik mij, en zal ik mij ook verblijden.19 Want ik weet, dat dit mij tot behoud zal strekken door uw gebed en de bijstand des Geestes van Jezus Christus, 20 naar mijn vurig verlangen en hopen, dat ik in geen enkelopzicht beschaamd zal staan, maar dat met alle vrijmoedigheid, zoals steeds, ook nú Christus zal worden grootgemaakt in mijn lichaam, hetzij door mijn leven, hetzij door mijn dood. 21 Want het leven is mij Christus en het sterven gewin. 21 Indien ik in het vlees blijf leven, betekent dat voor mij werken met vrucht, en wat ik moet kiezen, weet ik niet. 23 Van beide zijden word ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste; 24 maar nog in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil." (Fil. 1:18-24)

Aanbidding is een innerlijke, Godgerichte ervaring

Het Nieuwe Testament getuigt van een oorverdovend stilzwijgen als het gaat om uiterlijke plaatsen en vormen van aanbidding. Het spreekt van een radicale verdieping van aanbidding als innerlijke, Godgerichte ervaring van het hart, die tastbaar wordt in het leven van alle dag. De stilte rondom uiterlijke vormen is opvallend hierin, dat het leven van de gemeente als zodanig nergens in het Nieuwe Testament 'aanbidding' wordt genoemd. En het voornaamste Oudtestamentische woord voor aanbidding (proskuneo in de Septuagint) ontbreekt nagenoeg in de Nieuwtestamentische brieven.

Die verdieping van aanbidding als innerlijke, Godgerichte ervaring van het hart kunnen we zien in de woorden van Jezus, dat het uur komt en nu is dat aanbidding niet gesitueerd zal worden in Samaria of Jeruzalem, maar zal gebeuren "in geest en in waarheid" (Johannes 4:21-23). De innerlijke geestelijke werkelijkheid vervangt hier de geografische plaatsbepaling. We zien dat ook weer in Mattheüs 15:8-9, waar Jezus zegt: "Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. Tevergeefs eren zij Mij." Aanbidding die niet recht uit het hart komt, is ijdel, leeg. Het is geen oprechte aanbidding. Het is geen aanbidding. Dat zien we ook in Romeinen 12:1, waar Paulus zegt dat wij, christenen, ons lichaam aan God moeten aanbieden in dagelijkse gehoorzaamheid aan Zijn wil, als een 'geestelijke eredienst'.

Hieruit concludeer ik dat het wezen van aanbidding niet bestaat uit uiterlijke, plaatsgebonden tekenen, maar uit innerlijke, Godgerichte ervaring, die niet in de eerste plaats blijkt uit de kerkdiensten, hoe belangrijk deze ook zijn, maar vooral zichtbaar wordt in dagelijkse uitingen van trouw aan God - in je seksleven, in de manier waarop je met je geld omgaat, je trouwbeloftes houdt, of getuigt van Christus.

Welke ervaring is het die God groot maakt?

Ik wil gewoon vaststellen wat het wezen van die innerlijke ervaring is, die we 'aanbidding' noemen. Als het in wezen geen uitwendig teken is, maar een ervaring van het hart, wat voor ervaring is dat dan?

Ik ga uit van het gegeven dat aanbidding, of het nu gaat om een innerlijk teken van het hart, of een uiterlijk teken van het lichaam of de gemeente als collectief, betekent 'God grootmaken’. Het is een teken dat laat zien hoe schitterend God is. Het is een teken dat toont of uitdrukt hoe groot en glorierijk Hij is. Aanbidding heeft alles te maken met de weerspiegeling van Gods waarde en waardigheid.

De vraag die we ons stellen is dus: Welke innerlijke ervaring van het hart doet dat? Als het wezen van aanbidding geen louter uitwendige vorm is, maar een innerlijke, Godgerichte ervaring, wat voor ervaring drukt dan uit hoe groot en glorierijk God is? Om die vraag te beantwoorden, gaan we naar Filippenzen 1:20-21. Merk in vers 20 op wat Paulus' levensopdracht is. Hij zegt: "mijn vurig verlangen en hopen is dat ik in geen enkel opzicht beschaamd zal staan, maar dat met alle vrijmoedigheid, zoals steeds, ook nú Christus zal worden grootgemaakt in mijn lichaam, hetzij door mijn leven, hetzij door mijn dood". Het sleutelwoord: 'grootgemaakt' - bewezen dat Hij groot en glorierijk is. Paulus drukt hier dus zijn vurige hoop en hartstocht uit, dat wat hij ook doet met zijn lichaam, hetzij in leven of dood, altijd aanbidding zal zijn. In leven en dood is zijn zending Christus groot te maken - te laten zien dat Christus schitterend is, Christus te verhogen en te tonen dat Hij geweldig is. Dat blijkt duidelijk uit vers 20: "dat Christus zal worden grootgemaakt in mijn lichaam, hetzij door mijn leven, hetzij door mijn dood."

Christus verheerlijken door leven en dood

Dan stelt zich de vraag: Vertelt Paulus ons welk soort van innerlijke ervaring Christus op deze manier verhoogt? Ontsluiert hij het wezen van aanbidding? Het antwoord is dat hij dat inderdaad doet, en wel in het volgende vers (vers 21), door de wijze waarop dit verbonden is met vers 20.

Let op de verwijzing naar 'leven' en 'dood' in vers 20: "dat Christus zal worden grootgemaakt in mijn lichaam, hetzij door mijn leven, hetzij door mijn dood". Let ookn op de band met de corresponderende woorden 'leven' en 'sterven' in het volgende vers (21): "Want het leven is mij Christus en het sterven gewin." 'Leven' en 'dood' in vers 20 zijn verbonden met 'leven' en 'sterven' in vers 21. De verbinding tussen beide verzen ligt hierin dat vers 21 de basis aangeeft van hoe leven en sterven Christus kunnen verheerlijken of grootmaken. Vers 21 begint met 'want' of 'omdat'. Mijn verlangen en hopen is dat Christus zal worden grootgemaakt, hetzij door mijn leven, hetzij door mijn dood, want (omdat) het leven is Christus en het sterven is winst. Vers 21 omschrijft de innerlijke ervaring die Christus verhoogt en dat is het wezen van aanbidding.

Om dit te begrijpen, nemen we elk paar woorden afzonderlijk, te beginnen bij 'dood' in vers 20 en 'sterven' in vers 21. Als we beide samenvoegen, lezen we: Mijn verlangen en hopen is dat Christus grootgemaakt zal worden in mijn lichaam door de dood, want voor mij is het sterven winst. Christus zal verheerlijkt worden in mijn sterven, als dat voor mij winst betekent. Ziet u het? De innerlijke ervaring die Christus in het sterven groot maakt is, de dood als winst te ervaren.

Hoe zo dan? Vers 23 laat zien waarom het sterven voor Paulus (en voor u als u een christen bent) winst is: "Ik verlang heen te gaan (m.a.w. te sterven) en met Christus te zijn, want dat is verreweg het beste." Dat is wat de dood doet: hij brengt ons dichter in de nabijheid van Christus. We gaan heen en zijn 'met Christus'; dat is in de woorden van Paulus winst. En als je de dood zo ervaart, zegt Paulus nog, verhoog je Christus. Wie Christus in het sterven als winst ervaart, maakt Hem groot. Dat is het wezen van aanbidding in het uur van de dood.

Christus koesteren als winst

Dat betekent dan weer dat we kunnen zeggen dat het diepste wezen van aanbidding is, Christus als winst te achten. Dat is zonder twijfel groter winst dan alles wat het leven bieden kan - familie, carrière, pensioen, roem, voedsel, vrienden. Het wezen van aanbidding is Christus als winst ervaren. Of om het te zeggen met woorden die we hier gebruiken: van Christus genieten, Hem als een schat beschouwen, vol zijn van Christus. Dit is het diepste wezen van aanbidding. Want volgens Paulus is Christus als winst ervaren in onze dood de wijze waarop Hij ook verhoogd wordt in het sterven.

De slogan: "God wordt het meest verheerlijkt in ons als wij het meest verzadigd zijn in Hem", heb ik uit dit gedeelte gehaald. Christus wordt grootgemaakt in mijn dood, wanneer ik in het sterven vol ben van Hem - als ik de dood ervaar als winst, omdat ik Hem zal winnen. Of anders gezegd, Christus werkelijk prijzen is Hem hoog op prijs te stellen. Christus zal geprezen zijn in mijn sterven, als Hij in mijn dood hoger geprijsd staat dan het leven. Het diepste wezen van aanbidding is Christus naar waarde te schatten, op prijs te stellen, te koesteren, te achten, vol te zijn van Hem, verzadigd te zijn in Hem.

Richten we ons nu ter bevestiging op het andere paar woorden. Vers 20: "Mijn verlangen is dat Christus grootgemaakt zal worden in mijn leven" en vers 21: "Want het leven is mij Christus." De reden dat Christus in Paulus' leven wordt verhoogd, aanbeden, is dat voor hem "het leven Christus is."

Wat betekent dat?

De alles overtreffende waarde van het kennen van Christus als Heer (Filippenzen 3:8) geeft het antwoord. Daar zegt Paulus: "Ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen."

"Leven is Christus" betekent: in dit leven alles als schade te achten in vergelijking met de waarde die ligt in het winnen van Christus. Zie je hoe het woord "winnen" weer opduikt in 3:8, net als in 1:21 (winst)? "Leven is Christus" betekent Hem ook nu als winst te ervaren, niet enkel in de dood.

Wat Paulus hier wil benadrukken is dat leven en dood voor een christen tekenen zijn van aanbidding. Leven en dood verhogen Christus, maken Hem groot, drukken openlijk Zijn grootheid uit - als ze voortvloeien uit een innerlijke ervaring Christus als winst te beschouwen. Christus wordt geprezen in de dood wanneer Hij hoger dan het leven geprijsd wordt. En Christus wordt het meest verheerlijkt in het leven als wij ten volle verzadigd zijn in Hem, zelfs voordat we sterven. Het waarmerk, het diepste wezen van aanbidding is verzadigd te zijn van Christus, Hem naar waarde te schatten, Hem te koesteren en lief te hebben. Als we zeggen dat we God najagen op zondagmorgen, bedoelen we dit: we jagen verzadiging in God na, we jagen God na als onze ereprijs, als onze schat, ons zielevoedsel, onze hartelust, ons geestesgenoegen. Want we weten uit Filippenzen 1:20-21 dat wie Christus winst acht, Hem groot maakt, Hem verhoogt, Hem eert.

Gevolgen voor aanbidding

1. Het streven naar blijdschap in God is niet vrijblijvend.

Het is onze voornaamste plicht. Er zijn miljoenen christenen die een populaire ethiek hebben meegekregen, die zegt dat het moreel verkeerd is te zoeken naar blijdschap, zelfs in God. Dit is absoluut dodelijk voor oprechte aanbidding. In de mate waarin deze ethiek bloeit, in die mate verwelkt de aanbidding. Want het diepste wezen van aanbidding is voldoening in God, God ervaren als winst.

Daarom zeg ik dat de basishouding bij aanbidding op de zondagmorgen er een is van komen, niet met volle handen om God iets te geven, maar met lege handen om iets van God te ontvangen. En wat je in aanbidding ontvangt, is God, geen amusement. Je zou moeten komen met honger naar God, komen en zeggen: "Gelijk een hinde die naar waterbeken smacht, zo smacht mijn ziel naar U, o God.” (Psalm 42:1) God wordt geweldig geëerd als een volk weet dat het zonder Hem zal sterven van honger en dorst. Indien we de rechtmatigheid en de absolute noodzaak hervinden van het streven naar verzadiging in God, zijn we al een heel eind op weg om de echtheid en de kracht van aanbidding te herstellen.

2. Als we zeggen dat het wezen van aanbidding voldoening in God is, heeft dat nog een ander gevolg: aanbidding stelt God radicaal in het middelpunt.

Er is niets dat God zo'n hoge en centrale plaats geeft dan een volk dat rotsvast overtuigd is dat niets - geen geld of prestige, noch vrije tijd, noch familie, werk, gezondheid, sport, speelgoed of vrienden – dat niets z'n smachtend hart bevrediging kan schenken buiten God. Deze overtuiging brengt een volk voort dat God op de zondagmorgen najaagt. De vraag naar het waarom van de samenkomsten houdt hen niet bezig. Voor hen zijn liederen, gebeden en preken niet louter een traditie of verplichting, maar mogelijkheden om tot God te gaan, of mogelijkheden voor God om tot hen te komen met meer van Zijn volheid. Daar verlangen ze naar, want God is winst.

Keer op keer heb ik gezien dat, als onze aandacht gericht is op het geven aan God, niet God in het middelpunt blijft, maar dat Hij geleidelijk aan plaats moet maken voor de kwaliteit van onze gave. Zingen we Zijn naam waardig? Spelen de muzikanten goed genoeg om de Here aangenaam te zijn? Is de prediking een passend offer aan de Here? En langzamerhand schuift de focus weg van de absolute noodzaak van de Here zelf naar de kwaliteit van onze prestaties. We gaan de kwaliteit en kracht in de aanbidding zelfs bepalen in termen van technisch kunnen in ons artistiek handelen. Er is niets dat God zo in het middelpunt van de aanbidding blijft stellen als het bijbelse geloof dat het wezen van aanbidding een intense, diep doorvoelde voldoening in Hem is, en de overtuiging dat het nastreven van deze voldoening de reden is dat we samen zijn.

3. Als we zeggen dat het wezen van aanbidding voldoening in God is, heeft dat nog een derde consequentie, nl. dat de voorrang van aanbidding als doel op zich, gevrijwaard blijft.

Als het wezen van aanbidding voldoening in God is, kan oprechte aanbidding niet gebruikt worden als middel om een ander doel te bereiken. Je kunt niet zomaar tegen God zeggen: ik wil verzadigd zijn in U opdat ik iets anders kan verkrijgen. Want dit zou betekenen dat je niet echt verzadigd bent in God, maar in dat andere dat je wilt ontvangen. En dat zou God ontwijden, niet eren.

Duizenden kerkgangers en predikanten beschouwen echter het evenement 'aanbidding' op zondagmorgen feitelijk als middel om iets anders te bereiken dan het aanbidden van God. We 'aanbidden' om geld in te zamelen; we 'aanbidden' om grote massa's aan te trekken; we 'aanbidden' om menselijke pijn te genezen; we 'aanbidden' om werkers te rekruteren; we 'aanbidden' om de gemeentetucht te verbeteren. We 'aanbidden' om talentvolle muzikanten een kans te geven hun roeping te vervullen; we 'aanbidden' om onze kinderen de weg der gerechtigheid te leren; we 'aanbidden' om gezinnen te helpen samen te blijven; we 'aanbidden' om aan de verlorenen onder ons het Evangelie te verkondigen; we 'aanbidden' om mensen te motiveren voor hulpprojecten; we 'aanbidden' om onze kerken een familiegevoel te geven, enz., enz.

Hiermee bewijzen we dat we niet weten wat echte aanbidding is. Eerlijke gevoelens van affectie voor God zijn een doel op zich. Ik kan tegen mijn vrouw niet zeggen: "Ik ben zo ongelooflijk blij met je, want nu ga je een lekkere maaltijd voor me klaarmaken." Blij zijn met je vrouw werkt zo niet. Zij is het einddoel van die blijdschap; die heeft geen lekkere maaltijd op het oog. Ik kan aan m'n zoon toch niet zeggen: "Ik vind het leuk om met je te voetballen - en dus ga jij het gras afmaaien." Als je hart er werkelijk plezier in schept met hem te voetballen, kan dat plezier niet gebruikt worden als middel om hem wat anders te laten doen.

Nu wil ik niet ontkennen dat oprechte aanbidding honderden goede gevolgen oplevert voor het gemeenteleven. Ze zal alles beter maken, net zoals oprechte toewijding dat doet in een huwelijk. Wat ik bedoel is dit: in de mate waarin we 'aanbidden' om deze redenen, in die mate houdt aanbidding op echt te zijn. Als we de voldoening in God centraal blijven stellen, worden we voor dit drama behoed.

4. Ten slotte: zeggen dat het wezen van aanbidding betekent verzadigd te zijn met God heeft nog een laatste consequentie. Het verklaart waarom Paulus in Romeinen 12:1 het ganse leven tot een uiting van aanbidding maakt. Maar dat is iets voor een volgende gelegenheid.