Gods welbehagen in Zijn Zoon

Tenzij anders aangegeven zijn de Bijbelteksten geciteerd uit de Herziene Statenvertaling.

Mattheüs 17:5

Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb.

Introductie

Deze morgen beginnen we aan een nieuwe serie preken die, als God het geeft, door zal lopen tot de eerste Paasdag op 19 april. Ik wil daarom eerst beginnen met uit te leggen wat mij bewogen heeft om deze serie te maken.

Zien is worden

Om te begrijpen wat er tijdens het uitspreken van een preek moet gebeuren laat ik mij leiden door verschillende Bijbelteksten, in het bijzonder 2 Korinthe 3:18:

Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heere als in een spiegel aanschouwen, worden van gedaante veranderd naar hetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid, zoals dit door de Geest van de Heere bewerkt wordt.

Ik geloof dat deze tekst ons leert dat we in toenemende mate veranderd worden in Gods beeld door op Zijn heerlijkheid te zien. “Wij allen, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heere als in een spiegel aanschouwen, worden van gedaante veranderd naar hetzelfde beeld.” De manier om meer en meer op de Heere te gaan lijken is door je blik strak te richten op Zijn heerlijkheid en Hem niet uit het oog te verliezen.

We neuriën mee met de muziek waar we naar luisteren. We spreken met het accent wat men om ons heen gebruikt. We nemen de welgemanierdheid van onze ouders over. En van nature hebben we de neiging om de personen die we het meest bewonderen te imiteren. Als jongeren de neiging hebben om hun haar op dezelfde manier te hebben als de sterren die ze bewonderen, dan zullen Christenen een vergelijkbaar karakter willen als de God die ze bewonderen. In deze geestelijke zaak is zien niet alleen geloven; zien is worden.

Preken als het afbeelden van Gods heerlijkheid

De les die ik hieruit neem voor het preken is dat het voor een groot deel het afbeelden van Gods heerlijkheid moet zijn, omdat het doel van preken is om mensen te veranderen naar het beeld van God. Ik denk dat dit overeenstemt met Paulus’ opvatting over preken, want slechts vier verzen later, in 2 Korinthe 4:4, beschrijft hij de inhoud van zijn preken als “de verlichting met het Evangelie van de heerlijkheid van Christus, Die het beeld van God is.” En twee verzen later in vers 6 beschrijft hij het op een iets andere manier als de “verlichting met de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus.”

Dus volgens Paulus is preken een middel om licht te brengen in de duistere harten van mannen en vrouwen.

In vers 4 wordt dit licht “het licht van het Evangelie” genoemd, en in vers 6 is dit licht “het licht van de kennis” (Eng. vert.).

Het Evangelie in vers 4 is het Evangelie van Gods heerlijkheid en de kennis in vers 6 is de kennis van Gods heerlijkheid. Dus in beide verzen is het licht dat in het hart wordt gebracht het licht van heerlijkheid – de heerlijkheid van Christus en de heerlijkheid van God.

Maar dit zijn niet echt twee verschillende dingen. In vers 4 zegt Paulus dat het de heerlijkheid van Christus is, Die het beeld van God is. En in vers 6 zegt hij dat de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus is. Dus het licht wat door de preek overgebracht wordt is het licht van de heerlijkheid. Je kunt dit zien als de heerlijkheid van Christus, Die het beeld van God is, of de heerlijkheid van God volmaakt weerspiegelt in Christus.

Preken is het afbeelden of vertonen of uitstallen van Goddelijke heerlijkheid in de harten van mannen en vrouwen (4:4-6), zodat zij door het zien van deze heerlijkheid veranderd mogen worden naar het beeld van de Heere in steeds toenemende mate van heerlijkheid (3:18).

Ervaring toont aan wat waarheid is

Dit is geen kunstmatige of louter rationele constructie. Ik weet dat dit de waarheid is door mijn eigen ervaring (en dat geldt voor velen van u!): God zien zoals Hij waarlijk is, is telkens weer de sterkste en meest onweerstaanbare kracht in mijn zoektocht naar heiligheid en vreugde in Hem.

U en ik weten uit ervaring dat de wortel van het conflict in de ziel van een mens deze twee dingen zijn: de heerlijkheid van de wereld en het kortstondige plezier dat ze kan aanbieden tegenover de heerlijkheid van God en al de eeuwige vreugden die Hij te bieden heeft. Deze twee vechten om de loyaliteit, bewondering, en het genoegen van onze harten. En de rol van het preken hierin is het afbeelden en vertonen en uitstallen en tentoonstellen van Gods heerlijkheid op zo’n manier dat de buitengewone voortreffelijkheid en waarde ervan in uw hart schijnt zodat u erdoor veranderd wordt van heerlijkheid tot heerlijkheid.

De uitdaging voor de predikant

Dit betekent dat ik als predikant constant geconfronteerd wordt met de vraag, Hoe kan ik het beste de heerlijkheid van God zo afbeelden dat het grootst mogelijke aantal mensen het zien zullen en erdoor veranderd worden? Toen ik mijzelf twee weken geleden deze vraag stelde, kwam er een nieuw antwoord in mij op.

Ik was opnieuw een deel van Henri Scougals The Life of God in the Soul of Man aan het lezen. Hij maakte deze indringende opmerking: “De waarde en uitnemendheid van een ziel moet gemeten worden aan het voorwerp van haar liefde” (pag. 62). Het viel me op dat dit waar is. En ik bedacht dat als dit waar was voor de mens, zoals Scougal probeerde te zeggen, dan zou het ook zeker waar zijn voor God: “De waarde en uitnemendheid van GODS ziel moet gemeten worden aan het voorwerp van Zijn liefde.”

Dus ik zocht een heel aantal dagen in de Bijbel naar al die verzen die ons vertellen wat de dingen zijn waar God van houdt en waar Hij een behagen in schept en blijdschap en vreugde in vindt. Het resultaat daarvan is om dertien keer te preken over de vreugde van God.

Het is mijn gebed, en ik hoop dat u het ook uw gebed zult maken, dat als we de voorwerpen van Gods vreugde zullen zien, we de uitnemendheid en waarde van Zijn ziel zullen zien; en dat we in het zien van de uitnemendheid en waarde van Zijn ziel ook Zijn heerlijkheid zullen zien; en dat we door het aanschouwen van Zijn heerlijkheid veranderd zullen worden van heerlijkheid tot heerlijkheid; en dat we in het gelijk worden aan Hem de confrontatie zullen aangaan met deze stad en met de volken op aarde die nog niet bereikt zijn door Gods Woord; en dat we dat zullen doen met een levend getuigenis van een geweldige en onweerstaanbare Redder. Moge de Heere onder ons een opwekking geven van liefde en heiligheid en kracht als wij op Hem zien en vurig bidden gedurende deze dertien weken.

Expositie

Met het afbeelden van de waarde van Gods ziel in het voorwerp van Zijn liefde moeten we aan het begin beginnen. Het eerste en meest fundamentele dat we kunnen zeggen over het welbehagen van God is dat Hij welbehagen heeft in Zijn Zoon. Ik zal deze waarheid proberen uit te leggen in vijf punten.

1. God heeft welbehagen in Zijn Zoon

Jezus neemt in Mattheüs 17 Petrus, Johannes en Jakobus mee op een hoge berg. Als ze daar alleen zijn gebeurt er iets uitermate verbazingwekkends. Plotseling geeft God aan Jezus een verschijning van heerlijkheid. Vers 2: “Zijn gezicht straalde als de zon en Zijn kleren werden wit als het licht.” Vervolgens worden zij in vers 5 door een wolk bedekt en spreekt God vanuit de wolk, “Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb; luister naar Hem!”

Eerst geeft God de discipelen een glimp van de echte hemelse heerlijkheid van Jezus. Dit is wat Petrus zegt in 2 Petrus 1:17: “[Christus] heeft van God de Vader eer en heerlijkheid ontvangen.” Vervolgens openbaart God wat er in Zijn hart is voor de Zoon als Hij twee dingen zegt: “Ik houd van Mijn Zoon” (“Dit is Mijn geliefde Zoon”), en “Ik vind in Hem Mijn vreugde” (“in Wie Ik Mijn welbehagen heb”).

Hij zegt dit bij nog een andere gebeurtenis: als Jezus gedoopt wordt en de Heilige Geest neerdaalt en Jezus heiligt voor Zijn bediening, als teken van de liefde en steun van de Vader – “Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb.”

En in het evangelie van Johannes spreekt Jezus verschillende keren over de liefde van de Vader voor Hem: bijvoorbeeld, Johannes 3:35, “De Vader heeft de Zoon lief en heeft alle dingen in Zijn hand gegeven.” Johannes 5:20, “Want de Vader heeft de Zoon lief en laat Hem alles zien wat Hij doet.”

(Zie ook Mattheus 12:18 waar Mattheüs uit Jesaja 42:1 citeert verwijzend naar Jezus: “Zie Mijn Knecht, Die Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft.” Het Hebreeuwse woord voor “welbehagen” is ratsah, dat betekent “behagen scheppen.”)

Dus onze eerste stelling is dat God de Vader de Zoon liefheeft, niet uit zelfverloochenend en zelfopofferend medelijden, maar met een vreugdevolle liefde. Hij heeft een welbehagen in Zijn Zoon. Zijn ziel vindt vreugde in de Zoon! Wanneer Hij naar Zijn Zoon kijkt, dan geniet en bewondert en koestert en schept Hij genoegen in wat Hij ziet.

2. Gods Zoon is volledig God

Deze waarheid bewaart ons om een fout te maken met de eerste. Misschien ben je het er wel mee eens dat God een welbehagen in de Zoon heeft, maar maak je de fout dat de Zoon slechts een buitengewoon heilige man is die de Vader heeft aangenomen als Zijn Zoon omdat Hij zoveel vreugde in hem had.

Maar Kolossenzen 2:9 geeft een heel andere kijk op de zaak. “Want in Hem woont heel de volheid van de Godheid lichamelijk.” De Zoon van God is niet slechts een gekozen mens. Hij heeft de volheid van de Godheid in zich.

Dan heeft Kolossenzen 1:19 betrekking op Gods welbehagen: “In Hem heeft heel de volheid [van de Godheid] willen wonen” (NBV). We zouden ook kunnen zeggen (met de HSV), “Want het heeft de Vader behaagd dat in Hem heel de volheid wonen zou.” Met andere woorden, het was Gods welbehagen om dit te doen. God zocht niet op aarde naar een mens waar Hij vreugde in kon hebben en die Hij als zoon kon aannemen. In plaats daarvan nam God Zelf het initiatief door Zijn volheid aan een mens te schenken in de vleeswording. We zouden ook kunnen zeggen dat Hij het initiatief nam om de volheid van Zijn Godheid te bekleden met de menselijke natuur. En Kolossenzen 1:19 zegt dat dit Hem behaagde! Het was Zijn welbehagen en vreugde.

We zijn misschien geneigd om te zeggen dat God geen Zoon vond Die Hem behaagde, maar dat Hij een Zoon maakte Die Hem behaagde. Maar dat zou ook misleidend zijn, omdat de volheid van de Godheid die nu lichamelijk (Kol. 2:9) in Jezus woont, al bestond in een Persoon voordat Hij in Jezus de menselijke natuur aannam. Dit brengt ons verder terug in de Godheid en naar punt 3.

3. De Zoon Die God behaagt is de eeuwige afbeelding en afspiegeling van God en is daarom God Zelf.

Hier in Kolossenzen 1:15 zegt Paulus,

Hij is het Beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping [dat is, Hij die de verheven status van Goddelijk Kindschap heeft boven de hele schepping, zoals de volgende zin aantoont]. Want door Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn.

De Zoon is het beeld van de Vader. Wat betekend dat? Laten we nog even naar wat andere benamingen kijken voor we het antwoord geven.

In Hebreeën 1:3 staat er van de Zoon,

Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid (natuur, Eng. vert.), Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord.

In Filippenzen 2:6 schrijft Paulus,

Die, hoewel Hij in de gestalte van God was, het niet als roof beschouwd heeft aan God gelijk te zijn, maar Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen.

Dus de Zoon Die God behaagt is Zijn eigen beeld; is een afstraling van Zijn heerlijkheid; is een afdruk van Zijn natuur; is in Zijn gestalte; en is gelijk aan God.

Daarom moeten we niet verbaasd zijn als de apostel Johannes in Johannes 1:1 zegt,

In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Het zou dus compleet misleidend zijn om te zeggen dat de Zoon in Wie God een welbehagen heeft gemaakt of geschapen was bij de menswording of op een ander tijdstip. “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.” Zo lang God er geweest is, zo lang is het Woord er geweest, de Zoon van God, die de menselijke natuur aannam in Jezus Christus.

Nu krijgen we er een beter idee van wat de Bijbel bedoelt als Hij het beeld of de afspiegeling van God genoemd wordt Die gelijk is aan God.

Van eeuwigheid, buiten de enige realiteit die ooit bestaan heeft, is God. Dit is een groot raadsel, want het is zo moeilijk voor ons om te begrijpen dat God absoluut geen begin heeft en daar eeuwig en altijd geweest is zonder dat er ooit iets of iemand was die Hem daar gemaakt heeft – een absolute realiteit waar we rekening mee moeten houden of we dat nu leuk vinden of niet.

De Bijbel leert ons een aantal zaken die deze eeuwige God altijd gehad heeft:

  • een volmaakte afbeelding van Zichzelf,

  • een volmaakte afspiegeling van Zijn wezen,

  • een volmaakte afdruk of indruk van Zijn natuur,

  • een volmaakte uiting van Zijn heerlijkheid.

We staan hier op de rand van het onuitdrukbare, maar misschien mogen we dit wel zeggen: zo lang als God al God geweest is, is Hij Zich van Zichzelf bewust geweest, en Zijn gestalte is zo volmaakt en compleet en vol dat dit het levende, persoonlijke genereren van Zichzelf is. En deze levende, persoonlijke afbeelding of afspiegeling of gedaante van God is God, namelijk, God de Zoon. En daarom is God de Zoon eeuwig met God de Vader en gelijk in wezen en heerlijkheid.

4. Het welbehagen van God in Zijn Zoon is welbehagen in Zichzelf

Omdat de Zoon de afbeelding van God en afspiegeling van God en het beeld van God en de gedaante van God is, gelijk aan God, ja, God Zelf, daarom is Gods welbehagen in de Zoon een welbehagen in Zichzelf. Daarom is de oorspronkelijke, de eerste, de diepste, de meest fundamentele vreugde van God een vreugde in Zijn eigen volmaaktheden zoals Hij die ziet afgespiegeld in Zijn Zoon. Hij houdt van de Zoon en heeft een welbehagen in de Zoon en geniet van de Zoon omdat de Zoon God Zelf is.

Op het eerste gezicht klinkt dit als ijdelheid, en het heeft iets van verwaandheid en hoogmoedigheid en zelfingenomenheid over zich, want dat zou het zijn als wij onze eerste en grootste vreugde vinden door in een spiegel naar onszelf te kijken. We zouden ijdel en verwaand en hoogmoedig en zelfingenomen zijn.

Maar waarom? Omdat wij zijn geschapen voor iets dat oneindig veel beter en nobeler en groter en dieper is dan zelfoverdenking. Wat dan? Het overdenken en genieten van God! Alles wat minder is dan dit zou afgoderij zijn. God is de allerheerlijkste van alle schepselen. Hem niet liefhebben en in Hem niet uw vreugde te vinden is een belediging van Zijn waarde.

Maar hetzelfde geldt voor God. Hoe zal God dan niet beledigen wat oneindig schoon en heerlijk is? Hoe zal God dan geen afgoderij plegen? Er is slechts één antwoord mogelijk: God moet Zijn Eigen schoonheid en volmaaktheid liefhebben en daarin vreugde vinden boven alle andere dingen. Als wij dit doen voor de spiegel is dat de ijdelheid zelve; als God dit doet in Zijn Zoon is dat de rechtvaardigheid zelve.

Is het niet de essentie van rechtvaardigheid om innerlijk bewogen te worden door volkomen vreugde over dat wat volkomen heerlijk is? En is het niet het tegenovergestelde van rechtvaardigheid als we onze hoogste genegenheden zetten op iets van weinig of geen waarde?

En daarom is het rechtvaardig voor God dat Hij Zijn vreugde en welbehagen vindt in Zijn eigen waarde en heerlijkheid. En als Hij ooit tegengesteld zou handelen aan Zijn eeuwige ijver voor Zijn eigen volmaaktheden, zou Hij onrechtvaardig zijn; Hij zou een afgodendienaar zijn.

Hierin ligt ook het grootste obstakel voor onze redding: want hoe zou zulk een rechtvaardige God ooit Zijn liefde op ons richten, wij die zulke zondaars zijn? Maar hierin ligt ook juist het fundament van onze redding, want het is vanwege Gods oneindige waardering van Zijn Zoon dat het mogelijk is om voor mij, een verdorven zondaar, in liefde aangenomen te worden in de Zoon, omdat Hij door Zijn dood al mijn smaad en belediging van Gods glorie heeft terugbetaald. In de komende weken zullen we dit telkens zien – hoe Gods oneindig welbehagen in Zijn eigen volmaaktheden de bron is van onze verlossing en hoop en eeuwige vreugde. Vandaag is slechts het begin.

Ik eindig met het vijfde punt en een laatste toepassing. Als het waar is wat Scougal zegt – dat de waarde en uitnemendheid van een ziel gemeten moet worden aan het voorwerp (en ik zou willen toevoegen, de diepte) van haar liefde – dan volgt dit:

5. God is de meest waardevolle en eervolle van alle wezens.

Waarom? Omdat Hij Zijn Zoon, het beeld van Zijn heerlijkheid, van eeuwigheid volmaakt en oneindig lief heeft. Hoe groot en heerlijk zijn de Vader en de Zoon en de Geest van liefde die eeuwig tussen Hen stroomt!

Laten wij groot ontzag hebben voor deze grote God. En laten we ons afkeren van alle nietszeggende boosheid en de kortstondige pleziertjes en de onbelangrijke bezigheden van dit leven, en laat ons delen in het welbehagen dat God heeft in Zijn volmaaktheden, namelijk, Zijn Zoon. Laten wij bidden:

Oneindige, eeuwige, en rechtvaardige God, wij belijden dat we U vaak gekleineerd hebben en onszelf verhoogt hebben tot in het centrum van Uw welbehagen waar alleen U behoort te zijn in het wezen van Uw Zoon. Wij betonen ons berouw en laten deze arrogantie achter ons en betonen ons ontzag voor Uw eeuwige, zelfvoorzienende welbehagen in de omgang van de Drie-eenheid. En ons gebed, met de woorden van Uw Zoon (Joh. 17:26), is dat de liefde waarmee U Hem hebt liefgehad ook in ons mag wonen en ook Hij in ons, zodat wij deel mogen hebben aan die vreugdevolle gemeenschap en de oceaan van liefde, voor eeuwig en altijd. Amen.