Zegent Wie U Vervolgen

Verschenen in TijdSchift, Magazine voor Pastoraat, Gezin en Gemeenteopbouw, 3de kwartaal 2005, p. 28-30. (www.pastoralecounseling.org)

Zegent wie u vervolgen, zegent en vervloekt niet. Weest blijde met de blijden, weent met de wenenden. Weest onderling eensgezind, niet zinnende op hoge dingen, maar voegt u in het eenvoudige. West niet eigenwijs. Vergeldt niemand kwaad met kwaad; hebt het goede voor met alle mensen. Houdt, voor zover het van u afhangt, vrede met alle mensen? Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Here. Maar, indien uw vijand honger heeft, geef hem te eten; indien hij dorst heeft, geef hem te drinken, want zo zult gij vurige kolen op zijn hoofd hopen. Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwint het kwade door het goede.

In deze paragraaf zegt Paulus telkens weer hetzelfde. Vers 14: Vervloek niet wie u vervolgen. Vers 17: Vergeldt kwaad niet met kwaad. Vers 19: Wreek uzelf niet. Vers 21: Laat u niet overwinnen door het kwade. En dan de positieve kant: Vers 14: zegen wie u vervolgen. Vers 18: Hou vrede met alle mensen. Vers 20: Geef voedsel en drank aan uw vijand. Vers 21: Overwin het kwade door het goede.

Ik ben geneigd al deze gelijkaardige geboden samen te nemen en hen te behandelen onder de vlag van het liefhebben van onze vijand. Toch weersta ik deze neiging omwille van twee redenen. Eén is dat er tussen al die geboden verschillen zijn, elk met concrete gevolgen voor ons leven. Die gevolgen dreigen verloren te gaan wanneer alles onder één vlag wordt behandeld en wanneer alles onder een algemeen thema wordt besproken in plaats van naar elk gebod afzonderlijk te kijken. De andere reden is dat er tussen deze geboden enkele staan, die niet in het model lijken te passen. We zouden dus wat Paulus wil zeggen kunnen missen door ze met elkaar te verweven.

We gaan dus aan de slag door alle verzen één voor één te bekijken. Vandaag proberen we de verzen 14 en 15 te begrijpen en toe te passen. "Zegent wie u vervolgen, zegent en vervloekt niet. Weest blijde met de blijden, weent met de wenenden."

Hoe passen vers 14 en 15 bij elkaar?

Deze twee verzen samen nemen roept de vraag op wat ze met elkaar te maken hebben. Iets? Meer dan u misschien denkt. Wat zou, bijvoorbeeld, een reden kunnen zijn dat u niet weent met de wenenden? Eén reden zou kunnen zijn dat u blij bent met het feit dat ze wenen. U was met andere woorden boos op hen voor de manier waarop zij u behandelden. Daarna gebeurde er iets erg met hen en u was daar blij over. Wat heeft dat te maken met vers 14: Vervloek niet wie u vervolgen. Verlang niet dat ze vervloekt worden. Wees niet blij wanneer ze huilen. Zegen hen. Het lijkt er dus op dat er een hecht verband is tussen verzen 14 en 15.

Verblijden wij ons met iedereen die blij is en wenen wij met iedereen die weent?

Een andere vraag stelt zich. Verblijden wij ons met iedereen die blij is en wenen wij met iedereen die weent? Moet er tussen verschillende soorten verdriet en verschillende soorten blijdschap onderscheid gemaakt worden? Over bepaalde soorten verdriet zouden we heel blij moeten zijn. En sommige blijdschap zou ons heel verdrietig moeten maken. Dat weten we omdat Jezus in Lucas 6:25 zegt: "Wee u, die nu overvloed hebt, want gij zult hongeren. Wee u, die nu lacht, want gij zult smart hebben en geween." Het gaat hier over lachen waar waarin we ons kunnen invoelen. Het gaat niet om lachen dat ons verdriet doet.

Is er anderzijds verdriet waarover we ons zouden verblijden? Is er wenen dat leidt tot leven? Paulus zei in 2 Korintiërs 7:10: "Want de droefheid naar Gods wil brengt onberouwelijke inkeer tot heil." Daarom is godvruchtige rouw wonderlijk. Het is pijnlijk, maar vol van hoop en leven! Op zo'n moment kunnen onze tranen vloeien, maar het zijn tranen zijn die gelijken op die van een moeder die naar haar pasgeboren kind kijkt. We wenen dus niet op dezelfde manier met iedereen die weent. En we verblijden ons niet op dezelfde wijze met iedereen die blij is.

Er is een diepgaand verband tussen vers 14 en 15, tussen gemeende sympathie aan de ene kant en het zegenen van wie u vervloeken langs de andere kant. Dat zien we wanneer we vanop een afstand kijken naar de verzen 14 en 15 kijken en de specifieke christelijke context en wortel van deze geboden zien.

Wat is de wortel en de betekenis van dit radicale gedrag?

Bijna alle geboden in vers 14 tot 21 veronderstellen dat er iets dieper aan de hand is. Al deze geboden zijn geworteld in het bevrijd zijn van met zichzelf bezig te zijn, van zelfgenoegzaamheid, zelfliefde en zelfverheffing. Maar meer dan dat - en dat is cruciaal - ze zijn geworteld in het bezig zijn met Christus, passie voor Christus en het verheffen van Christus. Ik zou hier een zaak kunnen van maken door naar vers 1 te gaan. Kijk wat er staat: "Met beroep op de barmhartigheden Gods". Ik zou kunnen argumenteren dat het hele hoofdstuk de vrucht is van de barmhartigheden van God in Christus, zoals die beschreven staan in Romeinen hoofdstuk 1 tot 11. Dat zou helemaal kloppen.

Laten we in de plaats echter bedenken hoe Paulus ons voorbereidt op het gebod in vers 3. Hij heeft pas gezegd dat de manier om als christen te leven is hervormd te worden door de vernieuwing van ons denken, zodat we de wil van God kunnen onderscheiden en aannemen. Daarna openbaart hij ons een diepgaand niveau van hervorming en vernieuwing. Die moet plaatsvinden wanneer we Gods wil in dit hoofdstuk willen doen: zegen hen die ons vervolgen, ween met wie weent en wees blij met wie blij is.

Dit is wat hij zegt in vers 3: "Want krachtens de genade, die mij geschonken is, zeg ik een ieder onder u: koestert geen gedachten, hoger dan u voegen, maar gedachten tot bedachtzaamheid, naar de mate van het geloof, dat God elkeen in het bijzonder heeft toebedeeld."

Wat is volgens Paulus het alternatief voor te hoog over onszelf denken? Het antwoord is niet laag over onszelf denken, hoewel dit een goed beginpunt is om van tijd tot tijd eens naar terug te keren. Het alternatief is te denken ‘naar de mate van het geloof dat God heeft toebedeeld'. Het alternatief van een hoge dunk over onszelf (bezig zijn met onszelf, zelfliefde, zelfverhoging - de wortels van alle zonde), is niet op een andere manier naar het gezicht in de spiegel aan de wand te kijken. Het alternatief is de spiegel te veranderen in een venster en daar doorheen de heerlijkheid van Christus zien.

Dat is wat geloof is en doet. Wanneer geloof voor de spiegel staat, wordt de spiegel een venster en ziet het aan de andere zijde de glorie van Christus. Het beslissende alternatief voor te zeggen: "Ik ben alles," is niet te stellen: "Ik ben niets," maar te verklaren: "Christus is alles." Geloof kijkt naar Christus, niet naar zichzelf, zelfs niet naar het nieuwe zelf. De bestemming van het nieuwe zelf is het zelf dat naar Christus kijkt als zijn Redder, Heer, Schat, Vreugde en Voldoening.

Merk in vers 3 nog iets anders op dat belangrijk is voor geboden als "Zegent wie u vervolgen," en "Weent met de wenenden." In het tweede deel van het vers staat: "Maar gedachten tot bedachtzaamheid, naar de mate van het geloof, dat God elkeen in het bijzonder heeft toebedeeld." De mate van ons geloof is een gave van God. God heeft het toebedeeld. Geloof is een actie van onze ziel. Maar ons verlangen om die actie te ondernemen is een gave van God. "Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God." (Efeziërs 2:8)

Zodoende zijn twee gronden van zelfverheffing aan het trotse menselijk hart ontnomen. Ten eerste wordt de hooghartigheid dat ik mijzelf kan redden of aan mijn behoeften kan voldoen vernietigd. Door geloof vind ik Christus als mijn alles - mijn Redder, Heer, Raadsman, Vriend, Schat, Blijdschap. Ik kijk weg van mijzelf en wordt voldaan in Hem.

Ten tweede wordt ook een ander fundament uit het trots menselijk hart verwijderd. Ik ontdek het Woord - en ervaar het in mijn hart - dat dit geloof, dit wegkijken van mijzelf naar Christus, een geschenk is. Ik kan er mij zelfs niet op beroemen dat ik slim, wijs, geestelijk, godvruchtig of nederig genoeg was om in Jezus te geloven. Neen. Hij was gewoon vriendelijk en sterk genoeg om al mijn weerstand te overwinnen. Geprezen zij Zijn machtige genade.

God de Vader plande voor de grondlegging van de wereld om ons te redden van zonde en hel. God de Zoon kocht onze vergeving en vernieuwing door Zijn bloed aan het kruis. God de Geest overwon al ons bezig zijn met onszelf, zelfliefde en zelfverheffing en opende onze ogen om de schoonheid van Christus te zien als ons alles. Vanuit die situatie ontmoeten we drie soorten mensen: zij die ons vervolgen, zij die zich verblijden en zij die wenen.

Nu vertelt Paulus ons op Gods gezag hoe we hen moeten behandelen. Dit is de manier waarop iemand, voor wie Christus alles is en die zichzelf onttroond heeft, leeft. Romeinen 12:14-15: "Zegent wie u vervolgen, zegent en vervloekt niet. Weest blijde met de blijden, weent met de wenenden."

Merk op hoe radicaal dit gedrag is. Er staat niet: "Wreek uzelf niet." U zou uw wilskracht nog kunnen gebruiken om u niet te wreken. U zou allerlei motieven kunnen hebben om niet haatdragend, rancuneus of wrekend terug te slaan. Maar het gaat niet alleen over uiterlijk gedrag. Het gaat om uw hart. U kunt het in deze woorden zien: "Zegent wie u vervolgen, zegent en vervloekt niet."Dit is een gedeeltelijke aanhaling van de woorden van Jezus in Lukas 6:28, waar Hij zegt: "Zegent wie u vervloeken; bidt voor wie u smadelijk behandelen." Het woord ‘bidt' toont aan dat het niet alleen om het gedrag gaat. Gebed is de uitdrukking van waar u naar verlangt tegenover God. Iemand zegenen is dus niet alleen de manier waarop u hem behandelt. Het sluit het verlangen in dat u voor iemand hebt. En Jezus zegt dat het verlangens voor het goede moeten zijn, niet voor een vloek. Dat betekent ‘zegenen'. Zegen hen en bid voor hen. Waarvoor bidden? Hun goed - nu en voor altijd. En het grootste goed is zonder einde Christus te zien, te smaken en te demonstreren.

Het christenleven is dus radicaal. Het dringt door in de wortel van wie wij zijn en waar wij naar verlangen. Nu kunnen we zien waar dit soort radicale gedrag vandaan komt en wat het betekent. Het komt door geloof in Christus. Het betekent dat Christus algenoegzaam is. Het komt voort uit niet hoger over onszelf te denken dan we zouden moeten, maar bedachtzaam te denken in overeenstemming met de mate van het geloof dat God ons heeft toebedeeld (v. 3).
Wanneer we onrechtvaardig behandeld worden, en zelfs onrechtvaardig pijn gedaan worden omwille van Christus, en toch onze tegenstanders zegenen en voor hen bidden, dan moet onze natuurlijke obsessie van met onszelf bezig te zijn, zelfliefde en zelfverhoging sterven. Toch werkt die dood op zichzelf niets uit. Dit is wat geloof doet: het opzien naar en het aannemen van de volledig voldoende schat van Christus.

Hoe motiveert geloof in Christus ons om onze vijanden te zegenen?

Daarom is dit geloof in Christus de wortel van dit radicale gedrag. Het is de bron van het niet vervloeken van onze vervolgers. Het is de wortel van hen te zegenen en voor hen te bidden en naar hun oneindig goed te verlangen.

Het werkt zo: geloof in Christus omvat het wegkeren van ons natuurlijke zelf (zelfs met inbegrip van onze lichamen) als de bron van onze belangrijkste tevredenheid en veiligheid. In die betekenis is het zelf (zelfs het lichaam) dood. Dit zelf bedreigen met vernederende opmerkingen, pijn of zelfs dood, is niet langer een ultieme bedreiging. Het oude zelf is ons leven niet, is onze schat niet, noch onze grootste en duurzaamste vreugde. Daardoor zijn we vrij van de gedrevenheid tot bevrediging die ooit in het oude zelf de kop opstak.

Tegelijkertijd doet geloof in Christus iets dat nog belangrijker is. Het keert zich niet alleen af van het natuurlijke zelf als de bron van onze belangrijkste tevredenheid en veiligheid. Het keert zich tot Christus. Het ziet Christus en het omhelst Christus als onze volledig genoegzame tevredenheid en veiligheid. Dit zien op Christus motiveert ons op drie manieren om onze vijanden te zegenen en ons zachtaardig te maken voor hen die wenen en zich verblijden.

Ten eerste zegende de Christus waarop het geloof is gevestigd en wie het geloof omhelst hen die hem vervloekten. Toen Hij aan het kruis hing zei hij: "Vader, vergeef het hen, want zij weten niet wat zij doen (Lukas 23:34). Aangezien geloof alles in zich opneemt wat het van Christus ziet, neemt het dit in zich op. U kunt niet zeggen: "Christus leefde een schitterend leven, en hen zegenen die mij vervolgen is stom." Wanneer u de genade in Christus ziet en smaakt, zult u er van houden barmhartig te zijn.

Ten tweede zegende de Christus waarop het geloof is gevestigd en wie het geloof omhelst niet alleen in het abstracte. Hij deed dit voor mij. En voor u. Romeinen 5:6: "Zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd voor goddelozen is gestorven." U kunt zich niet verblijden dat uw leven, toen u nog Zijn vijand was, door Christus gezegend is door volledig door de onverdiende genade omhuld worden, en dan omkeren en hen vervloeken die u vervolgen.

Ten derde stelde de Christus waarop het geloof is gevestigd en wie het geloof omhelst onze toekomst voor altijd veilig door voor ons te sterven en op te staan. Daarom kunnen onze vervolgers ons niet vernietigen en hoeven wij op aarde niet het laatste woord te hebben. God heeft het laatste woord.

En weest niet bevreesd voor hen, die wèl het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; west veeleer bevreesd voor Hem, die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel. Worden niet twee mussen te koop aangeboden voor een duit? En niet één daarvan zal ter aarde vallen zonder uw Vader. En de haren van uw hoofd zijn ook alle geteld. Weest dan niet bevreesd: gij gaat vele mussen te boven. (Matteüs 10:28-31)

De wortel van radicale Christus-gelijkvormige liefde is dood aan het zelf en onoverwinnelijke blijdschap in de persoon, het werk en de beloften van Christus. Indien u met gevoelens van bitterheid of wraak worstelt, ga dan dieper met Christus, totdat u Hem kent en liefhebt zoals Hij werkelijk is.

Wat heeft vers 15 met vervolging te maken?

Wat met vers 15? "Weest blijde met de blijden, weent met de wenenden." Wanneer u denkt dat dit vreemd is aan een situatie van vervolging en zomaar achter vers 14 staat, luister dan naar de woorden van het februari nummer van de De Stem der Martelaren, die verslag uitbrengt van de situatie van Khun, een vrouw van de etnische groep van de Khum in Laos. Haar man is vandaag in de gevangenis omdat Hij Christus predikte.

Khun roept Christenen in het Westen op om voor haar man Khamsay en hun gezin te bidden. Zij vraagt ook gebed voor de mensen van het Kasy district en voor een grotere vrijheid voor Christenen om hun geloof openlijk, zonder belemmering door de plaatselijke vertegenwoordigers van de overheid, te belijden. Al zijn onze culturen verschillend, we zijn één in het Lichaam van Christus. Khun deelt moedig: "Onze zaak is uw zaak. Onze verdriet is uw verdriet. Onze blijdschap is uw blijdschap."

De apostel Paulus schreef: "Als één lid lijdt, lijden alle leden mede, als éé lid eer ontvangt, delen alle leden in de vreugde" (1 Korintiërs 12:26). Wanneer leden van het gezin van Khmu voor Christus lijden, dan lijden wij met hen. Wanneer Khamsay zich in de gevangenis verblijdt omdat hij een medegevangene voor Christus won, dan verblijden wij ons met hem.1

Dit zou de beste uitleg van vers 15 kunnen zijn die ik kan geven. In omstandigheden van vervolging: zegen wie u vervolgen, verblijd u met hen die juichen in lijden, en ween met hen wiens lijden hen doet wenen.

Noot

1Nate Gary Lane, "Walking With Christ in Laos," Voice of the Martyrs, Febuari 2005, p. 4-5.